Infinitiefprolonger
Tegenwoordig deelwoordprolongeant
Voltooid deelwoordprolongé

Aantonende wijs

Tegenwoordige tijd

jeprolonge
tuprolonges
il, elle, onprolonge
nousprolongeons
vousprolongez
ils, ellesprolongent

Onvoltooid verleden tijd

jeprolongeais
tuprolongeais
il, elle, onprolongeait
nousprolongions
vousprolongiez
ils, ellesprolongeaient

Verleden tijd

jeprolongeai
tuprolongeas
il, elle, onprolongea
nousprolongeâmes
vousprolongeâtes
ils, ellesprolongèrent

Toekomende tijd

jeprolongerai
tuprolongeras
il, elle, onprolongera
nousprolongerons
vousprolongerez
ils, ellesprolongeront

Aanvoegende wijs

Tegenwoordige tijd

que jeprolonge
que tuprolonges
qu'il, qu'elle, qu'onprolonge
que nousprolongions
que vousprolongiez
qu'ils, qu'ellesprolongent

Onvoltooid verleden tijd

que jeprolongeasse
que tuprolongeasses
qu'il, qu'elle, qu'onprolongeât
que nousprolongeassions
que vousprolongeassiez
qu'ils, qu'ellesprolongeassent

Voorwaardelijke wijs

jeprolongerais
tuprolongerais
il, elle, onprolongerait
nousprolongerions
vousprolongeriez
ils, ellesprolongeraient

Gebiedende wijs

(tu)prolonge
(nous)prolongeons
(vous)prolongez

Vertalingen

Catalaans
perllongar; prolongar
Engels
to prolong
Spaans
prolongar
Italiaans
prolungare
Portugees
prolongar