Infinitiefproférer
Tegenwoordig deelwoordproférant
Voltooid deelwoordproféré

Aantonende wijs

Tegenwoordige tijd

jeprofère
tuprofères
il, elle, onprofère
nousproférons
vousproférez
ils, ellesprofèrent

Onvoltooid verleden tijd

jeproférais
tuproférais
il, elle, onproférait
nousproférions
vousprofériez
ils, ellesproféraient

Verleden tijd

jeproférai
tuproféras
il, elle, onproféra
nousproférâmes
vousproférâtes
ils, ellesproférèrent

Toekomende tijd

jeproférerai
tuproféreras
il, elle, onproférera
nousproférerons
vousproférerez
ils, ellesproféreront

Aanvoegende wijs

Tegenwoordige tijd

que jeprofère
que tuprofères
qu'il, qu'elle, qu'onprofère
que nousproférions
que vousprofériez
qu'ils, qu'ellesprofèrent

Onvoltooid verleden tijd

que jeproférasse
que tuproférasses
qu'il, qu'elle, qu'onproférât
que nousproférassions
que vousproférassiez
qu'ils, qu'ellesproférassent

Voorwaardelijke wijs

jeproférerais
tuproférerais
il, elle, onproférerait
nousproférerions
vousproféreriez
ils, ellesproféreraient

Gebiedende wijs

(tu)profère
(nous)proférons
(vous)proférez

Vertalingen

Catalaans
proferir
Duits
ausstoßen
Engels
to intonate; to profer; to utter
Spaans
proferir
Italiaans
proferire
Nederlands
uitbrengen; uiten; uitkramen; uitspreken
Portugees
proferir