Infinitiefcirculer
Tegenwoordig deelwoordcirculant
Voltooid deelwoordcirculé

Aantonende wijs

Tegenwoordige tijd

jecircule
tucircules
il, elle, oncircule
nouscirculons
vouscirculez
ils, ellescirculent

Onvoltooid verleden tijd

jecirculais
tucirculais
il, elle, oncirculait
nouscirculions
vouscirculiez
ils, ellescirculaient

Verleden tijd

jecirculai
tucirculas
il, elle, oncircula
nouscirculâmes
vouscirculâtes
ils, ellescirculèrent

Toekomende tijd

jecirculerai
tucirculeras
il, elle, oncirculera
nouscirculerons
vouscirculerez
ils, ellescirculeront

Aanvoegende wijs

Tegenwoordige tijd

que jecircule
que tucircules
qu'il, qu'elle, qu'oncircule
que nouscirculions
que vouscirculiez
qu'ils, qu'ellescirculent

Onvoltooid verleden tijd

que jecirculasse
que tucirculasses
qu'il, qu'elle, qu'oncirculât
que nouscirculassions
que vouscirculassiez
qu'ils, qu'ellescirculassent

Voorwaardelijke wijs

jecirculerais
tucirculerais
il, elle, oncirculerait
nouscirculerions
vouscirculeriez
ils, ellescirculeraient

Gebiedende wijs

(tu)circule
(nous)circulons
(vous)circulez

Vertalingen

Catalaans
circular
Engels
to circulate; to distribute
Spaans
circular
Italiaans
circolare
Nederlands
circuleren; doorstromen; rondgaan
Portugees
circular