Infinitiefservir
Tegenwoordig deelwoordservant
Voltooid deelwoordservi

Aantonende wijs

Tegenwoordige tijd

jesers
tusers
il, elle, onsert
nousservons
vousservez
ils, ellesservent

Onvoltooid verleden tijd

jeservais
tuservais
il, elle, onservait
nousservions
vousserviez
ils, ellesservaient

Verleden tijd

jeservis
tuservis
il, elle, onservit
nousservîmes
vousservîtes
ils, ellesservirent

Toekomende tijd

jeservirai
tuserviras
il, elle, onservira
nousservirons
vousservirez
ils, ellesserviront

Aanvoegende wijs

Tegenwoordige tijd

que jeserve
que tuserves
qu'il, qu'elle, qu'onserve
que nousservions
que vousserviez
qu'ils, qu'ellesservent

Onvoltooid verleden tijd

que jeservisse
que tuservisses
qu'il, qu'elle, qu'onservît
que nousservissions
que vousservissiez
qu'ils, qu'ellesservissent

Voorwaardelijke wijs

jeservirais
tuservirais
il, elle, onservirait
nousservirions
vousserviriez
ils, ellesserviraient

Gebiedende wijs

(tu)sers
(nous)servons
(vous)servez

Vertalingen

Catalaans
servir
Duits
auftischen; bedienen; dienen; einschenken; nützen
Engels
to be useful; to serve
Spaans
servir
Italiaans
servire
Nederlands
dienen; inschenken; opdienen; opscheppen; serveren
Portugees
servir